Aantekeningen bij de Bijbel: Spreuken 2:16

Spreuken 2:16

SV	Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, [die] met haar redenen vleit;
WLC	לְ֭הַצִּ֣ילְךָ מֵאִשָּׁ֣ה זָרָ֑ה מִ֝נָּכְרִיָּ֗ה אֲמָרֶ֥יהָ הֶחֱלִֽיקָה׃
Trans.	ləhaṣṣîləḵā mē’iššâ zārâ minnāḵərîyâ ’ămāreyhā heḥĕlîqâ:

Algemeen

Zie ook: Hoer, Prostituee
Spreuken 7:5

Aantekeningen

Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, [die] met haar redenen vleit;

de vreemde vrouw, nl. niet je eigen vrouw, maar de vrouw van iemand anders. Uit het vervolg "de onbekende" blijkt dat het om een buitenlandse vrouw gaat.
met haar redenen vleit, om tot overspel te verleiden.

Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.

לְ֭

H9013

הַצִּ֣ילְךָ

H5337

Om te redden

מֵ

H9014

אִשָּׁ֣ה

H802

vrouw

זָרָ֑ה

H2114

van de vreemde

מִ֝

H9014

נָּכְרִיָּ֗ה

H5237

van de onbekende

אֲמָרֶ֥יהָ

H561

met haar redenen

הֶחֱלִֽיקָה

H2505

vleit

Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, [die] met haar redenen vleit;

נצל "ontsnappen, redden"
אשה "(bij)vrouw"
זור "vreemd"; vreemde vrouw: De vrouw van een ander, een overspelige (v. 17), waarachter de figuur van Vrouwe Dwaasheid schijnt schuil te gaan (vgl. 9:18 met 2:18; 5,5 en 7:27). Anderzijds heeft de wettige vrouw soms de trekken van Vrouwe Wijsheid, die als een bruid wordt voorgesteld (5:15-19; 9:1-6; 31:10-31).
Met נׇכְרִי ^H5237 (bv. nw. van נֵכָר ^H5236) worden altijd de anderen, die niet behoren tot het (eigen) volk, bedoeld, i.e. de vreemdeling, allochtoon. Het bijvoeglijk naamwoord נָכְרִי (nokhri, "vreemde; vreemdeling") verwijst naar (1) mensen die etnisch vreemd zijn aan Israël (Ex. 21:8; Deut. 17:15; Richt. 19:12, Ruth 2:10; 1 Kon 11:01 , 8; Ezra 10:02, 10, 11, zie BDB 649 sv 1), (2) mensen die moreel vervreemd zijn van God en zijn verbondsvolk (Job 19:15; Ps. 69:9; Spr. 20:16; Pred. 6:2; Jer 2:21; zie BDB 649 sv 3) en (3), een technische term in Spreuken voor een hoer of overspelige vrouw als iemand die moreel is vervreemd van God en morele maatschappij (Spr. 2:16; 5:20; 6:24; 7:5; 20:16; 23:27, 27:13, zie BDB 649 sv 2). De beschrijving van de vrouw als een "vreemde vrouw" is binnen de context van het volk van Israël dat ze buiten de gemeenschap staat. Ze is een "buitenlander" in de zin dat zij een non-conformist, eigenzinnige en losbandige is. Het betekent niet noodzakelijkerwijs dat zij niet etnisch Israëliet is (hoewel BDB opmerkt dat aanvankelijk vooral buitenlanders de meeste hoeren in Israël werden omdat ze anders vaak daklozen werden).
אמר "woorden, redenen, redenering"
חלק "vervagen, onduidelijk maken, vleien"; De Hiphil van II חָלַק ("te glad te zijn; te glad") betekent (1) "(te) glad maken" (metaal met een hamer) en (2) dat is, om te vleien ("voor de goede woorden, gebruik" Ps. 5:10; 36:3; Spr. 2:16; 7:5; 28:23; 29:5, zie BDB 325 sv 2; HALOT 322 sv I חלק hif.2). Het daarmee verband houdende Arabisch verwante werkwoord betekent 'glad te maken, liggen, smederij, te fabriceren. "De verleidelijke toespraak van de verleidster wordt vergeleken met olijfolie (5:3) en wordt beschreven in Spr. 7:14-20.

____

Varianten Kennicott Vetus Testamentum Hebraicum (1780):

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!